Maar we hebben toch de ervaring van de eerste golf, denkt u misschien? Jazeker, inmiddels liggen er regionaal en landelijk diverse draaiboeken klaar om bliksemsnel te kunnen reageren op een toename van patiënten, of zelfs voor het afschalen van niet-urgente planbare zorg. Maar het leed achter de schermen – achter die rode cijfers dus – is onveranderd groot. Want ieder getal staat voor een mens. Een mens met veerkracht, maar ook met onzekerheid en kwetsbaarheid. Soms ook eenzaamheid. Samen met mijn directe collega’s en de bestuurders van het Groene Hart Ziekenhuis heb ik de afgelopen periode verdraaid moeilijke beslissingen moeten nemen die deze mensen raken. Die ook mij als arts én mens raken.
Zo hebben we de bezoekregeling in ons ziekenhuis recentelijk drastisch moeten aanpassen. Iedere patiënt mag per dag van één persoon bezoek krijgen. Dat leidt soms tot onmenselijke situaties. Want welk (klein)kind komt nu langs? Wat betekent deze regeling voor wie geen bezoek kan brengen? Het antwoord op deze vragen is in sommige gevallen ronduit schrijnend, zeker in deze periode. Want voor sommige patiënten is dit misschien de laatste kerst. Een kerst waarbij niet iedereen zijn of haar liefhebbende vader, moeder, opa, oma, vriend of vriendin kan bezoeken. Het is hard. Maar ook de realiteit.
Biedt de spreiding van het aantal patiënten binnen de ziekenhuizen in Nederland dan geen verlichting? Ik wil daar een eenduidig antwoord op kunnen geven, maar dat kan ik niet. Overplaatsing van patiënten is noodzakelijk, omdat de meeste ziekenhuizen de toestroom van patiënten niet aankunnen. Maar het is een illusie om te denken dat we hiermee het probleem oplossen.
Als een patiënt wordt overgeplaatst naar een ander ziekenhuis, is dat voor de opnamecapaciteit op korte termijn gunstig. Voor de patiënt en hun naasten eerder belastend. Dat de kans op overplaatsing bestaat, vertellen we onze patiënten bij binnenkomst. Maar als puntje bij paaltje komt, nader je in zo’n situatie als arts en uitvoerder van beleid soms wel de grens van wat je persoonlijk nog menselijk vindt. Want een patiënt die in een ziekenhuis in Limburg ligt, kan naar een ziekenhuis in Groningen worden overgeplaatst. Ver weg van familie en vrienden, die voor het brengen van een bezoek dus lang moeten reizen. Als ik over ‘de patiënten’ spreek, heb ik het overigens óók over patiënten die al bij ons in behandeling zijn, omdat zij een andere onderliggende ziekte hebben. Want ook zij moeten mogelijk als gevolg van de afschaling tijdelijk naar een ander ziekenhuis. Voor wie al vertrouwd is met een vaste behandelaar en een ‘eigen’ ziekenhuis, kan dit bijzonder ingrijpend zijn.