Als IC-buddy heb ik een nieuwe rol. Je bent te gast op een afdeling waar je normaal heel weinig van meekrijgt. En tegelijkertijd wordt er veel van je verwacht. Dat je dingen ziet, doet en oppakt. Bizar hoe vanzelfsprekend ik, maar vooral mijn collega’s van de IC mij accepteren in mijn andere rol. Trots zeg ik tegen elk nieuwe persoon: ‘Ik ben IC-buddy.’
In een korte tijd heb ik zoveel gezien en gedaan. Volwassen zorg, IC of COVID-gerelateerd. Vaak in combinatie met elkaar. Ook mijn IC-collega’s zitten al maanden in deze achtbaan, ik ben alleen maar achterin gesprongen.
De eerste sprong was er een in het diepe. Ik moest er echt aan wennen dat een gesedeerde patiënt niet terug kan praten of sterk kan reageren op je aanraking bij verzorging. En ik moest wennen aan alle piepjes. Het werken is veel technischer dan op de Kinderafdeling. Met alle apparatuur om het bed en de vele knopjes... Nu moest er bij mij een knopje om.
Het verzorgen van een patiënt is intensief. Patiënten die in slaap zijn, zijn zwaar en slap en bewegen niet mee. Als buddy is het fijn om daarbij te ondersteunen. Veranderingen opmerkingen is belangrijk. Toch is de verzorging ondanks alle toeters en bellen op de een of andere manier intiem. Je leert in sneltreinvaart naar je patiënt kijken. Wanneer is hij onrustig? Waardoor kalmeert zij? Wat vertel ik hen ondanks dat ze er maar flarden van meekrijgen? Je kunt niet met de patiënt in gesprek, maar leert wel elke moedervlek, litteken of tatoeage kennen.
Je voelt hoe sterk de patiënt is, maar je voelt het ook als de liefdevolle verzorging geen effect meer heeft. Als het op is om te vechten. Met het besef dat je nooit meer met de patiënt zult praten en al het andere in je hart bewaard blijft. Het is mooi dat ik als buddy in het heftigste of vaak laatste stukje van iemands leven samen met mijn collega’s voor diegene mag zorgen. Dat ik datgene doe wat ik voor anderen kan doen en daarmee de ster in mijn eigen hart volg.
In deze hectische periode is mijn rooster omgezet en zijn bijna al mijn diensten op de IC. Heel af en toe mag ik even op mijn eigen afdeling werken. Het contrast is dan ontzettend groot. Zoals toen ik in een ritje van twee nachtdiensten in de eerste nacht op de IC ondersteunde met draaien op de buik van een patiënt van ruim honderd kilo. Het gewicht verdelend met mijn drie andere collega’s en de arts aan het hoofdeind. Daarna moest de patiënt echt even bijkomen van onze aanraking en het draaien.
De nacht erna zorgde ik voor een prematuur kindje van 1300 gram. Tijdens het verzorgingsmoment was het kindje onrustig, omdat aanraken niet fijn is als je lekker in de couveuse ligt te slapen. Ik draaide het kleine mannetje op z’n buik met mijn ene hand, de andere over hem heen gevouwen. Langzaamaan werd hij rustig onder mijn handpalm. Ik heb hem daarna weer met rust gelaten. Omdat hij echt even moest bijkomen van het aanraken en het draaien.